Hoe pas je didactische principes toe op e-leren?
Ook bij e-leren blijven de goede oude didactische principes gelden.
Werkvormen komen en gaan, maar de didactische principes blijven altijd bestaan. Het zou zo uit een handboek didactiek kunnen komen. Maar als je overgaat tot e-leren, moet je je dan niet verdiepen in heel nieuwe didactiek? Komen je lerenden op een andere manier tot inzicht en vaardigheden? Het antwoord is gelukkig: neen. Didactiek is didactiek, daar gaat geen computer iets aan veranderen.
Oude wijn in nieuwe zakken
E-leren oude wijn noemen is misschien wat te neerbuigend. Maar het komt eigenlijk wel daarop neer: didactisch is er niets nieuws onder de zon. Didactiek is didactiek, of je dat nu verpakt in een invulboek, atomaschriftje, piepend krijtbord of hoogtechnologisch leerplatform.
E-leren is dus een moderne verpakking waarin we dezelfde didactische principes als voor face-to-face leren toepassen. Alleen kunnen we nu maximaal gebruik maken van al wat technologie te bieden heeft. Door fysieke interactie te combineren met ICT, krijg je een harmonieuze integratie van verschillende activerende strategieën en dus een verrijkte, cursusgerichte leerervaring.
Ook hier geldt onze vuistregel: doe online wat kan, face-to-face wat moet. Onderschat de waarde van ontmoeting en interactie niet!
Je didactische bouwstenen, de basis van e(lk) leren
Bij e-leren zet je dus de mogelijkheden van technologie maximaal in, maar behoud je de bestaande didactische bouwstenen.
Er zijn bibliotheken gevuld met boeken over didactische principes. De ene zweert bij het ADDIE-model, de andere plukt uit verschillende modellen wat hem het best ligt. Een model dat zijn degelijkheid al lang bewezen heeft, zijn de instructional design principes van M. David Merill (Utah State University). Omdat ze de basis vormen van elke vorm van leren – e of niet – stellen we ze graag nog eens aan je voor.
1. Taakgericht leren
Centraal in het Merill-model staat het taakgericht leren. De andere vier principes zijn hier eigenlijk allemaal rond opgebouwd.
In ietwat saaie woorden, komt het hierop neer: ‘leren wordt bevorderd als de lerende wordt betrokken in het oplossen van realistische taken of problemen. Die gaan van eenvoudig tot complex.’
In concretere taal zou je kunnen zeggen dat je beter leert als je een realistisch probleem moet oplossen. En dat je begint met eenvoudige problemen voor je complexe aanpakt. Je kind leert fietsen omdat het van A naar B wil geraken (en tegelijk cool wil zijn). Hij of zij gaat ook niet gravelbiken voor het kan driewielen.
Taakgericht leren moedigt aan, motiveert om zich aan de aangeboden content te zetten. Het einddoel is om alles wat ze geleerd hebben, te gebruiken om een probleem op te lossen én het te verbinden met de echte wereld. Ze krijgen de kans om de situatie van verschillende kanten te bekijken en na te denken over mogelijke oplossingen. Of ze dat beter doen in online groepen of eerder zelfstandig werken aan interactieve scenario’s, hangt van de content af.
Je wil de e-lerende betrekken en motiveren. Bij taakgericht werken krijgt hij of zij een actieve rol in plaats van als toeschouwer enkel een stroom aan informatie te slikken te krijgen.
Uiteraard moet je hierbij steeds rekening houden met de behoeften en ervaring van je lerenden. De moeilijkheidsgraad moet navenant zijn. Kennis wordt stapsgewijs opgebouwd, en meer ervaren lerenden kunnen sneller verder gaan naar complexere problemen.
2.Activeren van de voorkennis
Het leerproces is dus een trap. Je bouwt steeds verder op eerder opgedane kennis en vaardigheden. Om het in Merills (vertaalde) woorden te zeggen: ‘het leren wordt bevorderd als bestaande voorkennis wordt geactiveerd als basis van nieuwe kennis.’
Dit spreekt zo erg voor zich dat het soms toch vergeten wordt. Het is niet voldoende om je lerenden almaar nieuwe informatie voor te schotelen. De nieuwe informatie moet gelinkt zijn aan eerder opgedane kennis en mentale schema’s.
Die bestaande kennis omvat ook ervaringen die je lerenden voor de opleiding opdeden. Alles wat ze tot nu toe leerden, vormt mee het begrip van de nieuwe content. Je kan dit principe op verschillende manieren toepassen in je e-leren: voeg voorbeelden uit de praktijk toe, vraag naar verhalen, test de voorkennis…
3. De kracht van demonstreren
Ook in films en series een standaardprincipe: show, don’t tell. Informatie wordt beter opgenomen als je voorbeelden toont. ‘Leren wordt bevorderd als nieuwe kennis wordt gedemonstreerd aan de lerende.’
Ook online cursisten zijn er dus bij gebaat de nieuwe concepten in actie zien. Door te zien ‘hoe het moet’ herkennen ze ook sneller verbeterpunten bij zichtzelf.
E-leren is uiteraard een erg dankbare methode om dit principe uit te werken. Waar face-to-face lessen vaak op praktische grenzen botsen, is dankzij digitale simulatie, video en tutorials zo goed als niets meer onmogelijk. Denk bijvoorbeeld aan modeling: een model (vaak de docent) voert een taak hardop denkend uit. Zo kan de cursist observeren hoe ze stap voor stap gerealiseerd komt.
4. Het geleerde toepassen
‘Leren wordt bevorderd als lerenden nieuwe kennis en vaardigheden moeten gebruiken of toepassen om problemen op te lossen’, dixit Merill. Dit is het principe dat zoveel studenten doet vragen: ‘Waarom moeten we dat eigenlijk kennen?’ Van de sinus en cosinus weten we het nog steeds niet echt, dus waren we het ook snel vergeten.
Online lerenden moeten de nieuwe kennis en vaardigheden kunnen toepassen. Hieronder verstaan we interactief werken – liefst zo realistisch mogelijk. Ook hier biedt technologie heel wat mogelijkheden. Simulaties van operaties zijn net iets gemakkelijker uit te voeren dan telkens écht in vel te snijden.
Hoe meer de lerenden zelf moeten uitvoeren, hoe sneller ze zien welke stappen ze onder de knie hebben en welke niet. In e-leren kan toepassing gaan van vertakkingsvideo’s tot online samenwerkingsprojecten.
5. Integratie in de echte wereld
Goed, je lerende kan alles in theorie, en ook in simulaties en oefeningen blinkt hij of zij uit. De laatste en meest complexe van de didactische principes, is het integratieprincipe: ‘Leren wordt bevorderd als lerenden worden aangemoedigd nieuwe kennis en vaardigheden te integreren in hun dagelijks leven.’
In deze stap voeg je betekenis en context toe aan je leerinhouden. Je gaat de inhoud verbreden, verruimen en maximaal uitrekken. Dit gaat niet alleen over de toepassing op verschillende (nieuwe) domeinen, maar ook om manipulatie van de opgedane kennis.
Zo kan het nodig zijn om wat ze leerden later toe te passen op eigen doelen. (Jij leerde je kind fietsen, maar nu leert het zichzelf een wheely doen.) Of ze kunnen hun kennis zo inzetten dat ze ook toepasbaar is in nieuwe contexten, bij innovaties… Integratie is ook een belangrijke motivator: je toont hiermee het belang en de meerwaarde van je opleiding.
De didactische principes en technologie
Je merkt snel dat technologie en e-leren mogelijkheden bieden die bij face-to-face leren moeilijk of zelfs helemaal niet haalbaar zijn. Zo kan je leertechnologie perfect inzetten in de volgende leersituaties.
Je wil de lerende de leerstof actief laten verwerken.
Hier kan je erg veel technologie gebruiken, maar zoek het ook ezens buiten de klassieke vraag- en antwoordtools. Laat je cursisten een blog schrijven, samenwerken in een shared file, vragen opstellen voor elkaar.
Een schat aan voorbeelden vind je hier.
Je zou graag realistische problemen als startpunt nemen.
Vertrek hier bijvoorbeeld van real life cases, neem testimonials op…
Voorbeelden vind je hier.
Je wil de voorkennis van je lerende activeren.
Dit fenomeen heet retrieval practice en komt in twee vormen: open en gesloten retrieval. Bij open retrieval stel je open vragen. Laat je cursisten bijvoorbeeld een woordwolk maken met tools als Mentimeter en Paddlet. Bij gesloten retrieval stel je – je raadt het al – gesloten vragen. Gebruik hiervoor eens een quiztool als Plickers of Kahoot.
Hier vind je talloze voorbeelden.
Je wil de leer- en oefenstrategieën toetsen.
Hier kan je eigenlijk alle bovenstaande ideeën toepassen, maar komt er de mogelijkheid bij om oefeningen te ontwerpen binnen het LMS-systeem. Wil je gevalideerde testing met certificering of accreditatie? Dan kan een tool als AssessmentQ je helpen.
Voorbeelden vind je hier.
De lerende moet de inhoud toepassen.
Hier komt alles samen. De leerstof blijft maar hangen als die voldoende wordt toegepast in de praktijk. Ietwat gecontesteerd, maar wel richtinggevend is het 70-20-10 principe: 70% van wat we leren, leren we op de werkplek, 20% door samen te werken en 10% klassikaal.
Hoe kan je die toepassing nu stimuleren?
- Door nudging. Nudging is eigenlijk een marketingfenomeen. De duurste producten op ooghoogte in de supermarkt, bijvoorbeeld. Je krijgt een subtiel duwtje in de richting van het gewenste gedrag. In leren kan je dit doen door dat nieuw gedrag te verwerken in kleine opdrachten die de lerende tijdens het werk kan doen.
- Korte chunks. Of: content opknippen in hapklare brokken. Bij microlearning wordt de leerstof bijvoorbeeld in drie tot vijf minuten aangeboden. Met korte chunks is het gemakkelijk gedurende een korte tijd met iets nieuws bezig te zijn. Elke dag tien minuten oefenen is rendabeler dan je een hele dag in iets te verdiepen.
- Spaced practice. Dit gaat verder op de korte chuncks. Herhaling is de heilige graal van het leren. Zorg dus dat de content regelmatig en vaak toegepast wordt.
Technologie kan hierbij helpen door bijvoorbeeld na de toepassing te reflecteren in een blog, een whatsappgroep op te richten om ervaringen uit te wisselen…
Er bestaat dus geen specifieke digitale didactiek. Toch kan je wel spreken van digitale didactische competenties. Je moet namelijk wel digitaal onderlegd zijn om de ‘gewone’didactische principes te kunnen toepassen in het digitaal lesgeven. Het helpt je om digitale tools zo in te zetten dat ze een meerwaarde zijn tijdens, voor en na het lesgeven.
Hoewel technologie zorgt voor een ware (r)evolutie in onderwijs en opleiding, verandert er inhoudelijk eigenlijk weinig. De didactische principes staan even sterk bij on- als offline leren en blijven even belangrijk of je nu synchroon, asynchroon of blended opleidingen aanbiedt.
Bron: Bron: Merrill, David M. (2002). First Principals of Instruction. ETR&D, Vol. 50, no.3, pp. 43-59 Retrieved July 30, 2011, from mdavidmerrill.com/Papers/firstprinciplesbymerril.pdf