Mondelinge geschiedenis: een blik in de verhalen van ‘vroeger’
Je oma vertelt hoe de pastoor het vroeger voor het zeggen had. Een week later hoor je een oudere buurman hetzelfde zeggen. Zeker als je de tijd neemt om aandachtig te luisteren naar de verhalen die mensen over ‘vroeger’ vertellen, kom je veel te weten over de voorbije leefwereld. Jan Bleyen (KU Leuven), samen met Leen Van Molle auteur van Wat is mondelinge geschiedenis?, vertelt je meer over de methode van oral history of hoe je persoonlijke vertellingen inzet om te komen tot een geschiedverhaal.
Wat is mondelinge geschiedenis? Nu beschikbaar als e-book
Jan Bleyen is samen met Leen Van Molle auteur van het boek ‘Wat is mondelinge geschiedenis?’ dat nu uitkomt als e-book.
‘Wat is mondelinge geschiedenis?’ is niet alleen de naam van jullie boek, maar ook de eerste vraag die ik aan jullie wil stellen. Er lijken namelijk verschillende definities te bestaan. Hoe luidt jullie antwoord op deze vraag?
“Als historici begrijpen we mondelinge geschiedenis vooral als een methode, geen doel op zich dus. Het is een werkwijze om inzicht te krijgen hoe de (sociale, culturele, politieke, economische) context veranderd is. De bronnen die we zelf maken, door mensen te beluisteren over het eigen verleden, dienen om onderzoeksvragen te beantwoorden.
De term mondelinge geschiedenis krijgt naast deze invulling als methode echter nog andere inhouden. Binnen de erfgoedsector dienen interviews voornamelijk om het verleden zo voelbaar mogelijk te maken. Zo hoor je in het Industriemuseum textielarbeiders op rust vertellen over hun werk in de jaren zestig en zeventig. Als bezoeker krijg je een ‘historische sensatie’, of het gevoel dat je rechtstreeks in contact komt met het verleden, hoewel het er niet meer is.“
Waarom is de methode van oral history belangrijk?
“Omdat we informatie, op basis van archiefstukken, kunnen aanvullen. De overheid liet bijvoorbeeld landbouwtellingen opmaken waarin landbouwers vastlegden wat ze in een bepaalde periode produceerden. Dat levert zeker boeiende data op, in de vorm van cijfers die je kan interpreteren, maar amper informatie over het dagelijks leven van boeren. Bij mondelinge geschiedenis ontmoet je oude landbouwers om hen onder meer te laten vertellen over hun werkweek. Na een aantal vertellingen leren we hoe hun persoonlijke ervaringen in feite gedeelde ervaringen waren. Vooral door oog, of liever oor, te hebben voor de belichaamde handelingen uit het verleden – zoals het samen ter kerke gaan in de vroege ochtend – krijgen we toegang tot sociale en culturele patronen, eigen aan de agrarische leefwereld: de takenverdeling in het huishouden, de rol van religie, op welke manier het boerenleven een zintuiglijke ervaring was.
Daarnaast kun je via oral history ook correcties maken op bestaande inzichten, of nieuwe perspectieven bieden. Uit schriftelijke bronnen, zeker als het om zakelijke documenten gaat van overheden, zoals die landbouwtellingen, krijg je doorgaans het beeld ‘van bovenaf’: van instellingen en mensen met macht, vaak mannen trouwens. Interviews, zoals met de boeren op rust, die het beleid niet maakten, maar wel daarmee moesten omgaan, geven ons een andere blik: die ‘van onderaf’, die van de ervaringsdeskundige.”
Wat is de grootste uitdaging?
“Je moet je bewust worden hoe je zelf aanwezig bent in de bronnen die je maakt en die je probeert te begrijpen. Dat doe je door goed na te denken over je rol en keuzes (Wie ontmoet je? Welke vragen stel je? Hoe bouw je het verhaal op?) maar ook over je eigen identiteiten: want alleen al hoe je verschijnt aan de ander heeft effect op wat en hoe er verteld wordt. Nog voor ik mijn mond had opengedaan als interviewer – in de ontmoetingen die ik zelf voor mijn proefschrift had als jonge man met oudere vrouwen; over het verlies van hun baby – was mijn lichaam, en de bijhorende vanzelfsprekendheden rond gender en leeftijd, als het ware al aan het communiceren. Wat is mondelinge geschiedenis? helpt je die reflecties te maken over het interview als een betekenisvolle ontmoeting, een ‘performance’.”
Welk verhaal is je bijgebleven van toen je zelf mondelinge geschiedenis uitoefende?
“Elk verhaal, en elke mens, is bijzonder, telkens op een andere manier. In mijn onderzoek naar rouwervaringen koos ik uiteindelijk voor twee ‘hoofdpersonages’, die meteen ook de stem van de vele andere vertellers, konden vertolken. Zowel de inhoud als de vorm van hun verhaal was immers zo rijk en verdicht, bijna poëtisch, dat ze de rode draad werden om enerzijds de leefwereld uit de jaren zestig, en anderzijds die van de jaren 2000 te verbeelden. Aangrijpend was de manier waarop Lieve (een pseudoniem) vertelde hoe ze haar eigen kindje eerst niet mocht zien na de geboorte. Maar omdat ze zich zo kwaad maakte bij de gynaecoloog, uiteindelijk wel. Zij het op anderhalve meter afstand, zonder dat ze ‘het’ mocht vasthouden. Die afstand was de norm in die tijd, in alle ziekenhuizen, maar dit ene voorbeeld toont tegelijk ook hoe mensen, binnen een welbepaalde ruimte van mogelijke handelingen en opvattingen, agency hebben. Nadien begreep ik deze ontmoeting met Lieve trouwens als een soort biecht die ze deed aan haar kindje, en bleek schuldgevoel een centrale rol te spelen in de ervaring van ouders.”
Hoe behoud je op zo’n momenten je objectiviteit?
“Niet. Objectiviteit is een illusie. Je kan niet objectief zijn als persoon, en dus ook niet als historicus. Onvermijdelijk heb je een invalshoek, alleen al door de keuze van je onderwerp, je interesses, je onderzoeksvragen. Net als mijn vertellers ben ik ook zelf als onderzoeker gekleurd door de culturele bagage die ik meedraag. In plaats van ‘objectief’ is de (antropologische) term ‘intersubjectief’ inspirerend: hoe we vervlochten zijn met anderen, in ons doen en denken, niet het minst door onze opvoeding en opleiding, maar evengoed door de media die ons omringen. Wel pleiten we voor een ‘open houding’, ook in de manieren waarop je vragen opwerpt. Toen de Nederlandse mondelinge historica Baraba Henkes witte oude mannen beluisterde die actief waren in het apartheidregime van Zuid-Afrika, en ze uitspraken hoorde waar ze het zacht gezegd niet mee eens was, stelde ze wel kritische vragen. Maar ze verdedigde niet haar eigen waarden, omdat ze nu eenmaal via de verhalen van deze ervaringsdeskundigen een verleden leefwereld historisch wilde belichten.
Die openheid streefde ik ook na in mijn mondelinge geschiedenis, waarbij het niet mij was om te oordelen over het goede rouwen. Daarbij was ik trouwens niet alleen empathisch aan het luisteren, maar tegelijk technisch of analytisch. Tijdens het inleven op een open manier, dacht ik bijvoorbeeld aan verwoordingen uit eerdere interviews en hield ik bepaalde thema’s in mijn achterhoofd. Zulk open en tegelijk kritisch luisteren vergt veel oefening, zoals je ook niet na één keer autorijden probleemloos schakelt.”
Wat doe je met verschillen tussen getuigenissen?
“Die verschillen of zelfs contradicties, ook binnen één vertelling, horen nu eenmaal bij het leven, en hoef je dus ook niet ‘op te lossen’. Toch zul je altijd, na een aantal vertellingen, uitspraken kunnen doen over de verleden context en hoe die op een bepaalde manier is gewijzigd. Elke vertelling is een casestudy, een voorbeeld van hoe mensen konden omgaan in een zekere, maar altijd gedeelde leefwereld, die dus toegang biedt tot opvattingen en praktijken die helemaal niet zo uniek zijn. De sleutel zit erin dat je mensen vooral laat vertellen over wat ze vroeger in specifieke situaties gedaan hebben.”
Wil je meer weten over mondelinge geschiedenis en hoe je ermee aan de slag gaat? Het e-book ‘Wat is mondelinge geschiedenis?’ van Jan Bleyen en Leen Van Molle is nu beschikbaar op onze webshop.